Selecteer een pagina

Visie van PolyZoom op psychotherapie:

Attributietheorie:
• De dingen (omstandigheden en gebeurtenissen) hebben in zichzelf geen enkele intrinsieke betekenis of waarde maar ontlenen dat voor 100% aan wat wij er aan toe kennen.

Subjectiviteit:
• Ons gevoel van (on-) welbevinden is echter vrijwel geheel afhankelijk van de betekenis en waarde die wij dus aan de dingen toekennen.

Objectiviteit:
• Dingen die zelf vaak niet of slechts in zeer geringe mate zijn te veranderen. Het enige wat wij dus kunnen veranderen is de betekenis of waarde die we eraan toe kennen.

Onze therapeutische grondhouding/ uitgangspunten:
• Als iemand zich tot de hulpverlening wendt met angst dan zullen sommige therapeuten met hun patiënt als doel van de therapie stellen dat de angst verdwijnt en zich dus richten op de klacht of het probleem. Net als een dokter die een knobbel wegsnijdt of pijn bestrijdt. In essentie dus vanuit een medische grondhouding. ‘Daar zit iets en dat moet weg’.

• Er zijn ook therapeuten die hebben ontdekt dat die medische grondhouding in de psychiatrie vaak niet opgaat en vooral valse verwachtingen wekt met alle teleurstelling en ondermijning van het vertrouwen in de hulpverlening van dien. Die therapeuten zijn meer geneigd om niet zo zeer ‘het verdwijnen van de angst’ als doel van de behandeling te stellen, maar eerder bijv. ‘dat iemand zichzelf gaat zien als iemand die daar tegen kan’.

• Wij zijn ooit begonnen als therapeuten van dat eerste type maar zijn in de loop der jaren steeds meer opgeschoven naar dat tweede type. Voor dat u verder met ons in zee gaat leek het ons van belang dat u dat weet. Vandaar dit schrijven.

De kern van psychotherapie: …
• … is in onze visie gericht op veranderen van de subjectieve beleving/ betekenisverlening en niet op de verandering van objectieve feiten of omstandigheden.

• De feitelijke omstandigheden veranderen nl vaak niet of nauwelijks en het enige dat mensen die een succesvolle therapie achter de rug hebben, antwoorden op de vraag wat er nu veranderd is, is dat ze opgehouden zijn te willen veranderen.

Niet wat het op het eerste gezicht lijkt:
• Daar spreekt echter iets uit van acceptatie of loslaten, hoewel die woorden de lading toch niet lijken te dekken omdat ze een connotatie hebben van je ergens bij neerleggen, opgeven en capituleren, hetgeen dan toch weer juist niet is waar die mensen zich in herkennen. Het lijkt op het eerste gezicht een passief proces maar blijkt in werkelijkheid juist veel meer iets te maken te hebben met een actief wilsbesluit waar, in de loop van een therapieproces, de een wel en de ander niet toe bereid en/ of in staat blijkt. (Meer mensen helaas niet overigens dan wel).

Betekenisverlening als kern van onze beleving:
• Des te meer reden om vooraf al eens nadrukkelijk stil te staan bij dat merkwaardige maar o zo essentiële proces van betekenisverlening en hoe dat voor een deel spontaan in de loop der tijd, maar ook soms tijdens een psychotherapie, verandert.

Metafoor van een Zoomlens:
• Om daar een beetje systematisch over na te kunnen denken en te communiceren, kan de metafoor van een zoomlens behulpzaam zijn en wel drie standen, tw: maximaal ingezoomd, maximaal uitgezoomd en half ingezoomd daartussen in. Voor te stellen als twee uitersten op een continuüm met in het midden de half ingezoomde toestand.

Inzoomen staat voor het geven van meer betekenis en waarde aan details (je maakt kleine dingen groot) en uitzoomen staat voor het geven van minder betekenis en waarde en dus relativeren.

• Ons brein is bij de meesten van ons zo geprogrammeerd dat wij, zodra wij ergens mee geconfronteerd worden dat ons aangaat, geneigd zijn in te zoomen (lees: er veel betekenis aan toe te kennen, of zoals Freud dat al noemde: iets ‘libidineus te bezetten’).

Motivatie om in actie te komen:
• En dat is maar goed ook want als we te weinig waarde en betekenis aan de dingen zouden toekennen, zouden we ze niet kunnen beleven als belangrijk genoeg om voor in actie te komen.

• Uiteraard hangt de mate van inzoomen af van interesse, eerdere ervaringen, betekenisverleningen die we van vroeger hebben meegekregen, etc. etc.

Basale (genetisch bepaalde ??) geneigdheid tot in- of uitzoomen: (‘Glas half vol of half leeg …’)
• Maar voor het gemak stellen we ons voor dat eenieder zich, qua geneigdheid om in- of uit te zoomen, ergens op dat continuüm van maximaal ingezoomd tot maximaal uitgezoomd, bevindt op een punt waar omheen hij, afhankelijk van het onderwerp binnen een bepaalde bandbreedte, wat meer naar links of rechts opschuift.

Continuüm:
• Voortbordurend op deze metafoor zou men mensen met bijv. dwang en narcisme links van het midden kunnen plaatsen en dus meer dan gemiddeld geneigd tot inzoomen, dwz het toekennen van te veel waarde en betekenis aan de dingen (ofwel van muggen olifanten maken) of aan zichzelf en mensen met depressie meer rechts van het midden (ofwel van olifanten muggen maken).

Doel van therapie:
• Therapie zou er dan op gericht moeten zijn om beide groepen te verleiden wat meer naar het midden op te schuiven, waarbij het denk ik niet reëel is te stellen dat een opschuiven van meer dan 10% naar het midden mogelijk is, ook om valse verwachtingen te voorkomen.

Emotieregulatie:
• Dat opschuiven naar het midden gebeurt ook deels spontaan en/ of onder invloed van afweermechanismen in het kader van emotieregulatie.

Voorbeeld:
• Stel je maakt iets mee in je leven waar je erg van schrikt en waar je in eerste instantie op geneigd bent te reageren door erg in te zoomen, waardoor je de dingen even ziet als buitenproportioneel groot, ingrijpend, belangrijk en niet te overzien. Het gevolg is een aller overspoelende angst waar je brein met een andere reflex op reageert, nl door je te beschermen tegen dergelijke overspoelende gevoelens, door de realiteit bijv. te ontkennen (loochening), de impact niet tot je door te laten dringen (affect-isolatie) of te doen alsof er niets aan de hand is (dissociatie). (Ofwel, om in de metafoor te blijven, als reactie op plotseling, onvrijwillige, gedwongen inzoomen, al even plotseling krachtig uit te zoomen en dus naar rechts op het continuüm op te schuiven.

• Andersom kan het zijn dat je moeite hebt om spontaan vanuit jezelf voldoende waarde en betekenis aan de dingen toe te kennen om in actie te komen (bijv. je studie of werk) en je jezelf dan gaat wijsmaken dat het allemaal heel belangrijk is of heel erg als je niet in actie komt en je je zelf dan bijv. allerlei dwangmatige lijstjes gaat opleggen en dus in de metafoor gaat inzoomen ofwel op het continuüm naar links op te schuiven (waarmee je dus mogelijk je aandacht afleidt van een onderliggend gevoel van zinloosheid of depressiviteit, door heel hard te gaan werken en dat gevoel te overschreeuwen (overdekking met het tegendeel). Onaangename (maar ‘ware’) gevoelens worden m.a.w. vaak buiten ons bewustzijn gehouden door onszelf een rad voor ogen te draaien en onszelf wijs te maken dat iets heel erg belangrijk of juist totaal onbelangrijk is.

Wat ik met deze twee voorbeelden wil zeggen is dat het vaak niet is zoals het lijkt omdat je werkelijke, basale positie op het continuüm wel eens vertroebeld of overdekt kan zijn met het tegendeel.

Dat de dingen in zichzelf geen waarde hebben geldt voor alles en dus ook voor posities op het continuüm:
• Belangrijk bij dit alles is om je te realiseren dat geen enkele positie op het continuüm beter of slechter is dan een andere positie maar elk zo zijn eigen voor- en nadelen heeft afhankelijk van het onderwerp en de fase waarin je je bevindt, maar dat het vermogen om heen en weer te schuiven een van onze belangrijkste mechanismen is om onze emoties/ stemming/ gevoel van welbevinden, te reguleren, waardoor we kunnen blijven functioneren en dus een belangrijk overlevingsmechanisme. Hoe groter de bandbreedte hoe groter de overlevingskansen.

Psychische gezondheid: …
• … is niet zozeer afhankelijk van je basale positie op dat continuüm, maar van de bandbreedte waarbinnen je binnen het continuüm heen en weer kunt schuiven en vooral of dat gebeurt onder regie van je ‘Ik’. M.a.w. de mate waarin je zelf bewust kunt besluiten om, afhankelijk van de omstandigheden, vanuit de rol van ‘onderwerp’ ergens meer of minder belang aan toe te kennen in plaats van jezelf te zien als ‘lijdend voorwerp’ en dus willoos overgeleverd te zijn aan het belang/ gewicht dat de dingen zelf pretenderen te hebben, maar die ze in werkelijkheid helemaal niet hebben, omdat jij dat belang ZELF aan de dingen toekent.

Voorbeeld van te veel in- en uitzoomen:
• Toegepast op een praktisch voorbeeld: In 2020 werden we geconfronteerd met de Coronacrisis. We zoomden maximaal in en hadden het alleen nog maar over de capaciteit van de IC en de rampzalige gevolgen van de ‘’Social Distancy’ maatregelen voor ons sociale leven en de bijna ‘Lock down’ voor de economie. (Maar ook over hoe verschrikkelijk het wel niet zou zijn dat we niet meer naar de kroeg, de bioscoop of de kapper konden).

Half uitgezoomd bedenk je dan hoe dat is voor de mensen in sloppenwijken in derde wereld landen. Mensen die hutje mudje op elkaar leven met 10 mensen op enkele vierkante meters, die elke dag hun eten kopen van het geld dat ze die dag verdiend of anderszins bij elkaar gescharreld hebben en voor wie het volstrekt onmogelijk is anderhalve meter afstand te houden, maar die ook heel andere dingen aan hun hoofd hebben dan het ev. oplopen van een luchtweginfectie waar voornamelijk oude mensen, met overgewicht en onderliggende ziektes aan dood kunnen gaan, nl het zeer reële risico dat ze over 12 uur tegen een leeg bord aan zitten te kijken en hun 10 kinderen niet kunnen voeden (… en schaam je je je ogen uit je hoofd als je bedenkt dat die mensen misschien op TV, een Nederlandse mevrouw zien op de bank bij een schoonheidsspecialiste met komkommerschijfjes op haar ogen die ligt te vertellen hoe verschrikkelijk ze dat gemist heeft en dat het ook echt niet veel langer had moeten duren omdat ze dan helemaal gek zou zijn geworden !?).

Maximaal uitgezoomd zou je bijv. kunnen bedenken (hoewel dat misschien een beetje vergezocht is …) dat de mens nog slechts 300 miljoen jaar bestaat, wat op een tijdschaal van het bestaan van de aarde (4,6 miljard jaar), niet meer dan een lichtflitsje is geweest, nl die 4,6 miljard jaar voorgesteld als een dag van 24 uur, bestaat de mens slechts de laatste 16 seconden van die 24 uur is (en op een tijdschaal van het bestaan van het heelal (13.6 miljard jaar sinds de big bang) zelfs slechts 5 seconden) en verbaas je je over de enorme drukte die men zich al die tijd heeft gemaakt over van alles en nog wat vanuit dit uitgezoomde perspectief werkelijk helemaal nergens over gaat en alleen maar begrepen kan worden uit de aanname dat de mens nu eenmaal zo geprogrammeerd is dat hij vooral inzoomt (en alles verschrikkelijk belangrijk maakt, zelfs om je hele leven naar te streven en je leven voor op te offeren) en eenvoudigweg nauwelijks in staat is uit te zoomen, omdat hij anders nergens meer toe zou komen. (Denk in dit verband aan al die duizenden oorlogen, kruistochten, veroveringen, miljoenen mensen die gemarteld en uitgemoord zijn, steden, rijken en kolossale gebouwen die gebouwd zijn, etc. etc.

Het ‘juiste’ (?) zoomniveau:
• Kortom: Te veel ingezoomd zie je altijd overal voortdurend spoken en heb je op elk moment duizend redenen om volledig in paniek te raken. Een beetje uitzoomen kan erg helpen om het belang van de dingen te relativeren, maar doe je dat te veel dan beland je in het domein van het nihilisme waardoor je nergens meer de moed en energie voor op kunt brengen om je nog ergens voor in te spannen en word je apathisch en/ of depressief.

Probleem van ontbrekende interne referentie:
• Probleem is dat we nergens in ons brein ergens een referentie hebben die ons vertelt hoe erg of belangrijk iets nu objectief is en we daarvoor dus volledig aangewezen zijn op vigerende normen en waarden binnen de subgroep waartoe we behoren waar we onze eigen normen en waarden (betekenissen) mee synchroniseren wat bij de een beter/ nauwkeuriger verloopt (Conformisten, ‘grijze muizen’), dan bij de ander (Zelfstandige denkers, creatieve out of the box denkers, maar ook bijv. autisten …).

Bijstellen van zoomniveau:
• Zo beschouwd lijkt een standaard uitgangspositie ergens in het midden misschien toch nog de minst beroerde en is het dus voor iedereen de kunst om vaardigheden te ontwikkelen om i.g.v. te veel meegesleurd worden naar links of rechts, weer wat meer naar het midden op te kunnen schuiven, met net genoeg onverschilligheid om het leven te overleven en net niet te veel om stil te vallen.

Waar bevindt u zich op het continuüm van te veel naar te weinig inzoomen:
• Kijkend naar u zelf en de situatie waarin u terecht bent gekomen en die gemaakt heeft dat u hulp bent gaan zoeken en nu dus hier zit, is het wellicht van belang om eens te beginnen met uzelf qua basaal zoomniveau waartoe u van nature geneigd bent, te positioneren op dat continuüm van te veel naar te weinig inzoomen, zodat we het er over kunnen hebben of en hoe u een stukje naar het midden zou kunnen opschuiven.

Alleen aan te veel naar links of naar rechts is ev. iets te doen met therapie:
• Maar alleen als u zich links of rechts van het midden bevindt want als u zich in of rond het midden bevindt, voelt u zich weliswaar heel naar, maar zijn uw beroerde gevoelens en onvrede over uw leven, waarschijnlijk reëel en moet u iets aan de feitelijke situatie veranderen maar valt er niet zo veel te winnen met het verschuiven van de betekenisverlening en dus psychotherapie).

Zit u rond het midden dan is dat zeker niet fijn maar wel eerder een teken van gezondheid en normaliteit dan van ziekte en abnormaliteit en zit er waarschijnlijk niets anders op dan er mee te leren leven, dwz dat beroerde gevoel te leren verdragen en uithouden, tot het met de tijd naar de achtergrond verschuift hoewel het waarschijnlijk nooit helemaal zal verdwijnen.

Zelfonderzoek vooraf: Twee vragen die u zichzelf zou kunnen voorleggen, nl …

  1. … om een kruisje te zetten waar u zich, qua basale geneigdheid, bevindt op een lijn met aan het ene uiteinde de geneigdheid om maximaal in te zoomen (Dwangmatigheid, obsessief met dingen bezig zijn, dingen enorm belangrijk maken en niet kunnen relativeren) en aan het andere uiteinde de neiging om maximaal uit te zoomen (Nergens belang aan toekennen om motivatie aan te ontlenen om tot actie te komen, onverschilligheid, depressie, etc.) en dus of u zich meer links of rechts van het midden bevindt en …
  2. .. daaraan gekoppeld de minstens zo belangrijke vraag of u zichzelf ziet als iemand die in staat en bereid is vraagtekens te zetten bij het gewicht dat u geneigd bent aan de dingen toe te kennen of er diep in uw hart toch van overtuigd bent dat uw ellende objectief is, de oorzaak ervan in de omstandigheden en dus buiten u zelf ligt, u zich als lijdend voorwerp grotendeels overgeleverd voelt aan externe factoren en dus in de kern een hele smalle bandbreedte hebt. In dat geval zult u waarschijnlijk weinig baat hebben bij therapie en zien wij het als onze plicht daar geen valse verwachtingen over te wekken.

• Naarmate uw bandbreedte groter (flexibeler, minder gefixeerd) is en meer denkt in subjectieve termen, is de kans ook groter dat u iets hebt aan therapie.

Doel van dit schrijven:
• Hopelijk kan dit schrijven ertoe bijdragen teleurstellingen te voorkomen door niet te beginnen aan iets waarvan je achteraf zegt dat je vooraf eigenlijk al wel had kunnen voorspellen dat het gedoemd was te mislukken, als je maar beter naar je eigen gevoel had geluisterd.

• Het kan ook zijn dat je daar om welke reden dan ook niet toe in staat bent en daar nu juist een therapie voor nodig hebt en het is dan ook niet denkbeeldig dat de uitkomst van een therapie is dat je in de kern niet wezenlijk kunt of wilt veranderen (lees: ‘opschuiven op het continuüm’).

Tot zover voorlopig even onze hardop gedachten en overwegingen m.b.t. de (on-) mogelijkheden van psychotherapie (met de kanttekening dat deze bepaald niet representatief zijn voor de gemiddelde therapeut en de meesten waarschijnlijk behoren tot het eerder genoemde eerste type. Bent u na het lezen van dit artikel dan ook ontmoedigd, aarzel dan niet om uw licht eens elders op te steken maar kijk uit voor te hoge verwachtingen).

-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-